De ineenstorting van het imperium
Het is een jaar geleden. Zo snel gaat de tijd. De al bijna vastgeroeste machines werden toen van de een op de andere dag niet meer gesmeerd en vielen met horten en stoten stil. Er waren eerder al barsten verschenen in het lap- en tapwerk die het hele ding trachtte bijeen te houden. Toen ook die herstellingen bleken te falen, werd er besloten om de fabriek te sluiten.
Het gebouw staat er een jaar later nog. Slechts twee mensen – de twee – hebben de sleutel tot het afgetakelde fabrieksgebouw. Binnenin zie je ondertussen door de lagen stof alleen contouren van alles wat was. De paar intact zijnde waren, de kostbaarste, zijn door de twee afgelopen jaar weggesleept naar een soort van archief. Heel af en toe wordt het gebouw nog eens betreden. Op zeldzame keren wordt er nog wat uit het gebouw gered. De rest van de machines en materialen roest verder, tot het als as zal verdwijnen.
Tijd van wederopbouw
Maanden later zijn de twee nieuwe machines uit de grond aan het stampen. In twee moderne aparte fabrieken. Los van elkaar, maar verbonden door gedane kennis en emoties. Tussen al dat innovatieve geweld kun je soms een wisselstuk uit de oude fabriek bespeuren.
Ontkoppeld van elkaar, brengen ze elk hun onderneming naar een hoger niveau. Een hoogte waar het vroegere collectief nooit aan kon tippen, welke kwaliteiten het ook in huis had.
En toch, vandaag kunnen de twee niet volledig loslaten wat ooit was. Omdat er zoveel samen ondernomen is. Niet in het minst dat naast mislukking ook zoveel successen zijn geboekt. Deze successen zijn niet alleen goede en blijvende herinneringen maar ze leggen de basis voor de toekomst van beide ondernemingen.
Dit verhaal gaat over één van de twee en zijn nieuwe onderneming. Ze zal onafscheidelijk verbonden blijven met de ander. Tegelijkertijd en noodzakelijk, losgerukt.
Collectie
Ergens in het afgetakeld fabrieksgebouw van het vorige imperium zit een kamer. Ik weet eigenlijk niet of hij nog bestaat. Ik herinner me hem des te beter. De weg naartoe wist uitsluitend ik. Gangen waren er niet. Enkel kamers, vertrekken, zalen. Je kon alleen via zware, met klinknagels versterkte, ijzeren deuren van kamer naar kamer. Helemaal diep vanbinnen zat de belangrijkste ruimte. De bibliotheek.
Zware kluisdeuren beletten dat iedereen zomaar de kamer kon betreden. Binnenin was het donker en enkele gloeilampjes moesten heel de ruimte voorzien van veel te weinig licht. Het aanwezige archief was netjes geklasseerd en zat in zware vergrendelde donkere eiken kasten die in rijen tegen elkaar stonden. Iedere kast had zijn tiendeling cijferslot. Soms vergat ik wel eens een code, weet je, zodat sommige stukken verloren gingen. Het waren duizenden, zo niet miljoenen cijfertjes die ik moest onthouden. Sommige codes heb ik echter laten verloren gaan. Omdat die inhoud nooit meer naar buiten mocht komen.
Het meeste van de verzameling is in de loop der tijden stilletjes naar de vergetelheid gegaan. Na jaren opbergen wist ik zelf niet meer wat er allemaal aanwezig was. Een catalogus ontbrak zodat opzoekingen geen zin hadden. Ik had ook geen geduld en tijd om de cijfercodes te kraken. Ik was immers met andere dingen bezig. Ik moest de machines draaiende houden. Zelfs de tijd om alles in het archief te klasseren was er niet meer op het eind van het imperium. Alles werd als een zootje in de kasten gedumpt. Ze werden wel allemaal vakkundig op slot gedaan.
Tot ik na de teloorgang van de fabriek, na maanden zwerven door de kamers op zoek naar wat fout was gegaan, ik plots voor de ijzeren kluisdeuren van de bibliotheek uitkwam. Ze stonden op een kier. Ik duwde voorzichtig de deuren open, trad naar binnen en aanschouwde de statige kasten. Ze waren best mooi. Nooit had ik de tijd genomen om eens echt de kamer in te kijken. Nu had ik tijd. De machines stonden immers stil. Ik bewoog me naar de eerste kast en probeerde het cijferslot te openen. Moeizaam. Dagen duurde het vooraleer ik de code kon kraken. Tot ik plots het systeem door had. Ik smeet het slot op de grond en deed de kast open. En daar stonden ze, te wachten op mij, jaren aan een stuk… mijn gedachten en herinneringen. Ik keek ze aan. Ik kon ze aankijken, na jaren negeren. Na jaren ontkennen. Ze gleden naar mij toe en ik slorpte ze op. Helemaal. Allemaal.
De dagen en maanden die volgden liep ik iedere kast af en snokte al de sloten met een ruk af. Ik zoog alle archiefstukken op en klasseerde ze opnieuw. In een nieuwe ruimte. In een modern gebouw met vele ramen en open deuren. De hele collectie werd netjes verwerkt en gecatalogeerd en in open rekken geplaatst. Zichtbaar, voor iedereen. Maar vooral, zichtbaar en klaar om te gebruiken door mezelf.